De situering van de dorpen en stadjes is onlosmakelijk verbonden met het stroomgebied van de Linge. De eerste bewoners woonden op de stroomruggen, dat zijn oeverwallen met een natuurlijk gevormde verhoogde ligging. Toen er in de 11e eeuw dijken werden aangelegd ontstonden de karakteristieke lintdorpen met oude boerderijen en woningen evenwijdig aan de kronkelige dijken en de zanderige kreekruggen; veilige plaatsen die hun voeten droog hielden ten tijde van overstromingen. Er werd gebruik gemaakt van eenvoudige bouwvolumes, van natuurlijke materialen met een sober kleurpalet. Hoewel elk dorp zijn eigen karakteristieken kent blijft kleinschaligheid de gemeenschappelijke deler van deze leefgebieden.
De laatste decennia neemt de druk vanuit de Randstad toe waardoor het Lingelandschap steeds meer als stedelijk overloopgebied is gaan fungeren. Groen, rust en ruimte, de goede bereikbaarheid en de nabijheid van steden als ‘s-Hertogenbosch, Breda, Utrecht en Rotterdam zijn aantrekkelijk voor zowel de oude bewoners als voor de voormalige stedelingen die het gebied verkozen tot hun nieuwe woonplaats.
Een rivier als aanvoerroute voor grondstoffen als klei, grind en zand en als afvoerroute voor de producten was aantrekkelijk voor de steen- en glasfabrieken die zich langs of in de nabijheid van de Linge vestigden, evenals voor de kleine bierbrouwerijen en melkfabriekjes. De overige bedrijvigheid binnen de streek was en is nog steeds gerelateerd aan agrarische productie, met name aan de fruitteelt en de veeteelt. Bijna alle steenfabrieken zijn in de loop der tijd verdwenen en hebben plaats gemaakt voor bedrijven met zeer uiteenlopende activiteiten.
Verder naar Cultuurhistorie